Een Naamse kast |
Patrick Damiaens
Ornamentist - Ornamentsnijder
Het
Naamse meubilair in de achttiende Eeuw
Het Naams meubilair is net zoals elders op vele plaatsen in
de Nederlanden van de 17de eeuw, een afgeleid meubel en vindt zijn oorsprong in de 16de eeuw,
in de Renaissance en later in de Barok, maar met een min of meer typische regionale identiteit. Dit monumentale barokke
meubilair uit de vroege 17e is niet alleen zeer karakteristiek voor Namen, maar
is ook fundamenteel verschillend van
naburige regio's, zoals Henegouwen, Luik of zelfs Lotharingen.
Tijdens de 17e eeuw vestigen zich 13 kloosters in
Namen, allemaal met een kerk of kapel, die ingericht moesten worden met een religieus
meubilair. Van al deze religieuze gebouwen blijven er vandaag enkel en alleen de
Jezuïetenkerk van St. Ignatius (parochiekerk van St-Loup) en de kerk van de Carmelites (St-Joseph parochiekerk) over.
Jezuïetenkerk van St. Ignatius (parochiekerk van St-Loup) en de kerk van de Carmelites (St-Joseph parochiekerk) over.
In het St. Joseph kerk zijn er vier biechtstoelen uit het
begin van de 17e eeuw. In
de St. Ignatius zijn er biechtstoelen te dateren rond 1670, geïnspireerd door
de rijke en uitbundige Antwerpse barok. Deze was toen onbekend in Namen.
Naamse meubelmakers en houtsnijders zijn meer dan waarschijnlijk
betrokken geweest bij dit plaatselijk project. Het was het begin van een nieuwe
eigen stijl. Dit is een belangrijke mijlpaal in de evolutie van het Naamse
meubilair. Een ander element was, in de eerste decennia van de 18e eeuw, de plotselinge opkomst van de eindigende Lodewijk-stijl (de Franse Lodewijk- en Naamse
Lodewijk-stijl lopen niet synchroon).
Van 17e de eeuwse Naamse burgerlijke meubels is vandaag de dag weinig bekend. Wij weten dat
al sinds de 16e, zoals elders, kleine kasten bestonden uit twee deuren met erboven een kleine kroonlijst.
Gedurende de gehele 18e eeuw werden de Franse hofstijlen , Lodewijk XIV, Régence,
Louis XV en Louis XVI geïntroduceerd en verspreid
over onze regio en dus ook Namen. De
plaatselijke meubelmakers verwerkten de Franse modetrends (ornamentiek) met min of meer plaatselijke aanpassingen en eigen karakteristieken.
De overgang van de ene stijl naar de andere valt niet
samen met de exacte data van de regering van de soevereine, waarop zij
betrekking heeft. Deze namen zijn enkel oriëntatiepunten.
Bovendien duurde de verspreiding van de
nieuwe Franse decoratie trends enige tijd en was dit afhankelijk van de mode. In reactie op rechte lijnen en het majestueuze
karakter van de Lodewijk XIV was de
Régence-stijl het antwoord door het toepassen van de versoepeling van de lijnen
en de opbouw in decoratie, maar hier was nog steeds symmetrie van toepassing.
Met de Lodewijk XV-stijl viert fantasie en asymmetrie hoogtij in de ornamentiek, de vormen en decoratieve motieven zijn versnipperd, men
verafschuwt de rechte lijn.
Tot slot is er de Louis XVI stijl, een reactie op de excessen van
de rocaille.(een onderdeel van de Lodewijk XV). De smaak van de oudheid hervat na de ontdekking van Pompëi in 1748 de terugkeer naar de
natuur. We keren terug naar het rechte en de symmetrie, de rocailles worden vervangen
door classicistische motieven, de pilasters met canaluren verschijnen, parellijsten, …
Het hout is meestal eik en is van zeer hoge kwaliteit
(kwartiers gezaagd). De breedte van het hout (panelen) is bijzonder en opmerkelijk.
Volgens het handvest van het Naamse houtambacht, dat dateert
uit 1525, werd de fabricage van meubels verdeeld tussen "escriniers"
(meubelmakers), die het frame, panelen en lijstwerk uitvoerden, en de "
decoratie snijders", zowel steenhouwers en houtsnijder, die het decor
verrichtten. Deze ornamenten werden afzonderlijk gesculpteerd-gesneden, gerapporteerd of toegevoegd aan het meubel (geplakt).
Het is een totaal andere manier van
decoreren dan bij de Luikse stijl of het Luikse meubel, waar de ornamenten uit
de massa worden gesneden.
Alles wat maar zou kunnen gesneden worden in het massieve hout
werd ook gedaan, zoals de voluten einden van de kroonlijsten, de kapitelen van de pilasters en
de een hoofd trapbaluster.
Door de gebruikte van deze techniek (zagen en oplijmen) zijn de composities van
ornamenten op de Naamse kast geconcentreerd op het paneel, helemaal anders dus dan het Luikse snijwerk,
dat verspreid is over de gehele oppervlakte van het paneel.
Naams houtsnijwerk is altijd heel netjes en precies. Het geeft een lichtheid en elegantie aan de monumentale meubel.
In de 17de eeuw gebruikte men de koffer om kledingstukken in op te bergen. Deze werd vervangen door de garderobekast, wat veel functioneler bleek.
In de 17de eeuw gebruikte men de koffer om kledingstukken in op te bergen. Deze werd vervangen door de garderobekast, wat veel functioneler bleek.
De garderobekast is het meest populaire meubel in de Naamse meubelstijl en wordt nog steeds bij verschillende generaties gebruikt om de inkomhal te decoreren of er daadwerkelijk gebruik van te maken.
Het is een typische twee-deurs kast, bekroond door een
imponerende, uitstekende kroonlijst. Zijn hoogte bereikte vaak 3 meter. De breedte bedraagt nauwelijks 1,3
meter en de diepte 0,6 meter.
Het weerspiegelt een zekere monumentaliteit, in
overeenstemming met de architectuur van het gebouw.
Het grote buffet is zeer vergelijkbaar met de kleerkast.
Meestal is het bovenste deel identiek aan die van de garderobekast. Het
onderlichaam kan variëren, met deuren of laden.
Deze meubels glanzen onder de roodachtige vernis
aan de buitenkant, terwijl de binnenkant lichtblauw is geschilderd.
Kleine meubels en stoelen zijn zeldzaam en weinig bekend.De Naamse meubelstijl is minder gekend in onze streken, maar in Frans sprekend België heeft dit type van meubel toch zijn plaats verworven en de nodige aandacht gekregen van antiekhandelaars, antiekbeurzen en musea.
Interieur Naamse meubelstijl |
Typische kenmerken
1 De monumentale architecturale opbouw van het meubel en het gebruik van een imposante kroonlijst.
2 Het gebruik van de beste eik (kwartiers) en lange en brede panelen van de beste kwaliteit.
3 Het snijwerk en de ornamenten zijn afzonderlijk uitgezaagd en gesneden, en worden later op de panelen, stijlen of op andere delen van het meubel aangebracht en verlijmd.
Naams houtsnijwerk, Lodewijk de XIV-Stijl |
4 Het barokke uiterlijk en opbouw, maar de decoratie (het snijwerk) vindt zijn oorsprong in de Franse hofstijlen.
5 De opengewerkte kuif of fronton bij een garderobe kast met gebogen kroonlijst.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten