donderdag 16 juni 2016

De zalen decoratieve kunst van de XVII en XVIII-de eeuw | Louvre | Lambrisering met houtsnijwerk | Ornamenten uit de achttiende eeuw

Ornamenten uit de achttiende eeuw
Het Louvre, Parijs
De zalen decoratieve kunst
van de XVII en XVIII-de eeuw.

















In dit blogitem een korte bespreking van de zalen in het Musée Du Louvre waar de decoratieve kunsten uit de XVII-de en XVIII-de eeuw zijn ondergebracht. Na een uitgebreide restauratie van de lambriseringen van deze zalen werden zij in juni 2014 terug opengesteld voor het grote publiek. Tegelijk met de restauratie van de lambriseringen werd ook een aantal kunstvoorwerpen  in oude luister hersteld.

Ter opfrissing van het geheugen, het museum is ondergebracht in het voormalige Palais du Louvre dat bij de Franse revolutie zijn functie als paleis en woonplaats verloor en in plaats daarvan zijn huidige museumfunctie kreeg.


De zalen decoratieve kunst van de XVII en XVIII-de eeuw in het Louvre
De rode pijl duid aan, welk deel we in het Louvre bezoeken


De vernieuwd zalen in het Musée du Louvre

De opening van de vernieuwde zalen in het Louvre te Parijs was een bevoorrecht moment in de geschiedenis van het Museum.  De eveneens vernieuwde afdeling “Objets d’art” (kunstobjecten) beschikt nu over een afdeling die geheel gewijd is aan meubilair en kunstobjecten uit de 17e – 18e eeuw en het grote publiek kan nu een van de mooiste collecties in de wereld op dat gebied aanschouwen bestaande uit meer dan 2000 kunstvoorwerpen in een ruimte van 2000 m². 

De Museumcollectie biedt een breed panorama van de interieurdecoratie te beginnen met het koningschap van Louis XIV tot aan de Franse Revolutie, en is voornamelijk van koninklijke en prinselijke origine.
Deze kunstvoorwerpen werden gecreëerd door de grote en zeer bekende ambachtslieden, schilders en designers van hun tijd. 

U vindt er zowel lambriseringen, geschilderde decors als wandtapijten terug. Maar ook meubilair met verguld bronzen ornamenten, marmeren en andere kunstvoorwerpen die door een goudsmid gemaakt of versierd zijn. Bij het meubilair bevinden zich sieradenkasten, opbergkasten voor wetenschappelijke instrumenten en servieskasten voor aardewerk en Europees porselein.
De zalen zijn onderling verbonden door een nieuw parcours dat is opgezet rond het concept van een vernieuwde ‘muséographie’ (museumkunde), dat vanaf de 19e eeuw werd toegepast door sommige historische musea.  Dit houdt in dat het parcours en de inrichting van de zalen "is gericht op een steeds diverser wordend publiek en met deze zalen willen we de bezoekers een zo goed mogelijk beeld geven van zowel de geschiedenis van de toegepaste technieken en de verschillende stijlen". 
Meerdere thema’s dus.

De decoratieve kunsten uit de XVII et XVIIIe eeuw 

De voornaamste designers van die tijd worden in het museum aan u voorgesteld. Het zijn allemaal grote kunstenaars in de decoratie : de meubelmaker André-Charles Boulle, de goudsmeden Thomas en François-Thomas Germais, de schilders en decorateurs Charles Le Brun en Jean-Baptiste Oudry. 
De presentatie vindt plaats door ze speciale aandacht te geven in de “ Salons” of stijlkamers. Niet alleen wordt de luxueuze levensstijl van een bepaalde periode veel tastbaarder en begrijpelijker voor het publiek, maar ook is het mogelijk om de mooiste werkstukken en technieken van de decorateurs en de meester-ambachtslieden weer te geven in hun natuurlijke omgeving zoals de
salons en de bibliotheek van het hotel Villemaré, de grote salon van het kasteel van Abondant en de paradekamer van het hotel van Chevreuse.




Het hele parcours is chronologische volgorde opgedeeld in drie grote stilistische periodes:
-          1660-1725: de heerschappij van Louis XIV en “la Régence”
-          1725-1755: de bloei van de rocaillestijl of de Louis XV
-          1755-1790: de terugkeer naar het classicisme (neoclassicisme) en de heerschappij van Louis XVI

De decoratieve kunsten onder Louis XIV worden tentoongesteld in de historische zalen van de staatsraad. De rocaille-stijl en het neoclassicisme worden gepresenteerd in de noordelijke vleugel van de "cour carrée van het Louvre" (binnenkoer), en dit aan de hand van thematische uitstalkasten en nagemaakte salons, de zogenaamde “stijlkamers”.
De “stijlkamers” brengen de weelderige decoratie naar boven van de koninklijke en prinselijke paleizen zoals het kasteel van Saint-Cloud en het “Palais des Tuileries”, de herenhuizen zoals “Le Bas de Montargis, Dangé, Chévreuse” en de verblijfplaatsen op het platteland zoals het kasteel van Voré et Abondant. 
Bijzonder is vooral het decor van dooreengestrengelde bladeren en figuren van het salon van het kasteel van Voré, gerealiseerd door Jean-Baptiste Oudry rond 1720. Deze nationale schat bestaat uit 9 panelen die het landelijke tijdverdrijf voorstellen. 
Een ander juweeltje in blauwe en gouden tinten is het kabinet van het “Hôtel de Villemaré-Dangé” die de geruisloze sfeer van het midden van de 18e eeuw tot leven wekt.

De collectie van de kunstobjecten is voornamelijk opgebouwd uit twee grote uitzonderlijke verzamelingen. De meubels en objecten zijn enerzijds afkomstig uit het “Palais des Tuileries” en het kasteel van Saint-Cloud. Ze worden anderzijds vervolledigd door het depot van “Mobilier national” dat meesterwerken van meubels en wandkleden van koninklijke afkomst aangeleverd heeft.




Tussen de meest opmerkelijke stukken zal het publiek de gouden koffer van Louis XIV ontdekken, gemaakt in 1676 door de goudsmid Jean Pitan. De koffer is helemaal bekleed met gouden kant in een bloemenmotief en zij deed dienst als bewaarplaats voor de kostbare sieraden van de koning en de vrouwen van de koninklijke familie. 

Een ander bijzonder element is een kast afkomstig van de “Garde-Meuble de la Couronne” (de dienst die de koninklijke meubels en kunstobjecten van de koninklijke verblijven onder het Ancien Régime beheerde), gemaakt door André-Charles Boulle in 1700-1720, afgewerkt met verguld brons en marquetrie. 
De blauwe commode uit de kamer van Madame de Mailly in rocaille-stijl, gecreëerd in 1742 door Mathieu Criaerd, onderscheidt zich door de harmonie van haar blauwe en witte tinten. 


Een ander zeldzaam overblijfsel van de Franse koninklijke opdrachten tijden de 18e eeuw, is de ‘chocolatière’, een cadeau van Louis XV aan zijn echtgenote koningin Marie Leczinska ter gelegenheid van de geboorte van de kroonprins. De Nécessaire à thé, chocolat et café, zoals de officiéle naam van het kistje luidt, werd in 1729 door Henri-Nicolas Cousinet vervaardigd. Behalve dat het een bijzonder mooi voorbeeld van de rocaille goudsmidkunst is, markeert het ook het begin van de rocaille-periode.


Detail van een plafondschildering


De stijlperiodes

Perode  van Louis XIV tot “la Régence” (1661-1723)

De eerste jaren van de regeerperiode van Louis XIV zijn bijzonder sprankelend en de  artistieke initiatieven concentreren zich rond “la Couronne”. De initiatieven worden aangewakkerd  door de koning zelf, zijn minister Jean-Baptiste Colbert en de schilder Charles Le Brun. Zij richten academies en manifactures op, wier taak het is om de roem van de koning in de kijker te zetten. Waarom niet.
Het verfraaien van de royale residenties, met Versailles op kop, speelt een essentiële rol. 

Ze staat in dienst van de verheerlijking van de "Le Roi" en van de monarchie, en getuigt van de grootsheid van de Franse productie van “Objets d’art”. 
De fonkelende kleurigheid, de schilderachtige effecten en de overvloed aan kostbare materialen zijn in tegenspraak met het voorgewende classicisme onder Louis XIV. Het is een kunst die gemaakt is om indruk te maken, meer dan te verleiden. Het enige klassieke eraan is dat men probeert de praal en pracht van het antieke de Rome te evenaren. 

Vanaf de jaren 1680 veranderen tegelijkertijd zowel de algemene opvattingen over decoratie als ook de details van de ornamentale vocabulaire onder de groeiende invloed van de architect Jules Hardouin-Mansart. Het is in die tijd dat de harmonie tussen wit en goud zich steeds verder verspreidt, terwijl de stilistische grondslagen van de gebeeldhouwde interieurs en de architecturale woordenschat grondig vernieuwd worden. 
De lijnen worden soepeler en lichter; de gebeeldhouwde vormen, alles bedekkend en heel geraffineerd, loopt door tot over de omlijsting van de lambrisering, die naar binnen krullt en uitgesneden is.  Het iconografisch traditionele allegorische en mythologische repertoire dreigt te verdwijnen ten voordele van nieuwe thema’s die in de mode komen zoals apen, chinoiserieën, muzikanten, Italiaanse komedianten, fantasiedieren, … voorboden voor de kunst van “la Régence”. 


Met “la Régence” (1715-1723) wordt de 18e eeuw echt geboren. In deze periode is Philip van Orléans regent is en bestuurt hij Frankrijk in naam van de dan nog minderjarige koning Louis XV. De periode kent een diepe politieke breuk, maar kent ook een artistieke periode. De dood van Louis XIV markeert het einde van de grote royale bouwwerken, in het bijzonder Versailles dat door het Hof wordt verlaten, ten gunste  van Parijs, in een zoektocht naar intimiteit en een nieuwe verfijning.

Periode Louis XIV |Decoratieve kunst van de XVII en XVIII-de eeuw


Periode Louis XV: de jaren van de Rocaille (1720-1760)

De mooiste jaren van de regeerperiode van Louis XV (1715-1774),  vanaf het einde van la Régence, zijn stabiele jaren. De artistieke realisaties, die voornamelijk voorkomen uit privéopdrachten, houden de geest van la Régence in stand. Salonkunst eerder dan kunst aan het hof, van sociabiliteit (zin voor het maatschappelijke leven) eerder dan representatie van de koning, van fantasie eerder dan eruditie: de schelp (rocaille) is een moment van triomf van de waarden behorend tot het zintuiglijk genot versus de waarden van de intellectuele appreciatie.

De kunstzinnige rocaille appelleert tevens aan herkennen van het savoir-faire, het vakmanschap van de uitvoerder, eerder dan aan het gezag van de ontwerper. Ze is niet langer onderworpen aan de academische en institutionele bevoogding omdat ze grotendeels niet langer deel uitmaakt van de circuits van officiële opdrachten.

Als een flexibel te modelleren kunstobject laat de rocaille zich in de vervormbaarheid van het gebeeldhouwde hout, in de keramiek en in de goudsmidkunst van haar beste kant zien.

Deze zoektocht naar luxe valt samen met de vooruitgang van de economische activiteiten en de uitbreiding van de handel. 
Die zoektocht naar comfort en gerieflijkheid, met een voorkeur voor de binnenruimte en de intimiteit, wordt gecombineerd met de gerenommeerde inventiviteit van de Franse architecten die met details en perfectie aan het Franse woning een exemplarisch karakter willen geven. 

Het rocaille-interieur wordt bevolkt door kostbare gekleurde en fragile objecten die worden weerspiegeld in de spiegels, de verfijndheid van het verguldwerk, de weelderigheid van de stoffen, de fantasie van de gesculpteerde decors, waarin de inventiviteit van de ornamentsnijder  zich in alle intensiteit ontplooit. Van gerieflijkheid naar comfort, van comfort naar luxe, dat is de hele passie van de tijd van het materiële genot dat in een bestek van enkele jaren een spectaculaire vlucht kent.




Periode Louis XVI: terugkeer naar het classicisme (1760-1792)

Na de Zevenjarige oorlog (1756-1763), komt er in Europa massaal een nieuwe kunstgolf op waaruit de neoklassieke stroming (neoclassicisme) geboren wordt. Het neoclassicisme is begonnen met de zoektocht naar de oorspronkelijke schoonheidsnormen (uit de Oudheid) door de  monumenten uit het verleden te bestuderen, en men keert terug naar de canonieke en meest pure hiërarchische vormen die dan het neoclassicisme gaan bepalen.

Het is een periode waarin er nieuwe stilistische ambities worden versterkt en een generatie vernieuwende artiesten opduikt, in het bijzonder in het gebied van de architectuur en het interieur, die het “terug naar de Grieken” propageren. Het vervaardigen van objecten volgens de wensen van een cliënteel dat hunkert naar vernieuwing loopt vast op de conservatieve praktijken van de ateliers. Een probleem dus en al snel worden er compromissen gevonden met traditie en de klassieke nauwkeurigheid.

Tot aan het einde van het koningschap van Louis XV blijven in de koninklijke en privéopdrachten de vormen van de formele rocaillestijl overheersen. De gebogen poten en gewelfde oppervlakken  blijven regeren in het hele gamma, maar daarintegen grijpt het ornamentele detail terug naar de Oudheid. Bij de dood van Louis XV in 1774 heeft het internationale neoclassicisme zich blijvend gevestigd, onafhankelijk van de nuances: soms landelijk, soms krijgshaftig, en naargelang de gelegenheid, versierd met Etruskische of Egyptische varianten.

De jaren 1780 tonen een heropleving van activiteit in de koninklijke residenties, in het bijzonder door de persoonlijke opdrachten van koningin Marie-Antoinette die, in het domein van de decoratieve kunsten, aanleiding geeft tot schitterende creaties. 
Tot aan het einde van de monarchie in 1792, (dus na de Franse Revolutie), blijft de koninklijke administratie de luxueuze inrichting van de kastelen van Compiègne, Versailles, Fontainebleau, Saint-Cloud of van de Tuileries (financieel) steunen.


Vertaling Leen Nijssen - Willem Van Dort


Mocht u meer informatie wensen of details over de collectiestukken.

Een bijzonder interessant boek, een uitgave van het Louvre.










Een aantal impressies van de zalen decoratieve kunst van de XVII en XVIII-de eeuw in het Louvre
___________________
_______________





Marie Antoinette

Interieur, Lodewijk XVI-stijl




De zalen decoratieve kunst van de XVII en XVIII-de eeuw



Onderdeel van een supraporte ornament | Louvre




Ornamenten uit de achttiende eeuw




http://www.patrickdamiaens.be

FB Pagina


woensdag 1 juni 2016

Orde van het Heilig Kruis, Kruisheren | Een Rococo kerkinterieur | Kruisherenkerk in het historisch centrum van MAASEIK

Kruisherenkerk in Maaseik | Een rococo kerkinterieur

Orde van het Heilig Kruis, Kruisheren 
De Kruisherenkerk in het historisch centrum van MAASEIK
Een Rococo kerkinterieur


_________________________
____________________


De Kruisherenkerk van Maaseik, gelegen in de Bosstraat

We hebben al veel blogitems geweid aan bijzonder mooie en interessante museumcollecties, kastelen en religieuze gebouwen maar dit voornamelijk in het buitenland. In dit blogitem zoeken we het wat korter bij huis. Namelijk in mijn eigen geboortestad, Maaseik. In het historische centrum bezoeken we de Kruisherenkerk of de Sint-Jacobskerk, gelegen in de Bosstraat. Het heeft één van de mooiste rococo kerkinterieurs van de Provincie Limburg.

De Orde van het Heilige Kruis

De orde van het Heilig Kruis ontstond in de eerste helft van de dertiende eeuw. De kruisbroeders, zoals de eerste kruisheren zich noemden, trokken predikend rond en waar zij een tijdje verblijf hielden, ontstond een kleine religieuze gemeenschap. De meeste van die gemeenschappen verdwenen spoedig na hun ontstaan. 
Maar in het Prinsdom Luik, waar al geruime tijd een bijzondere devotie tot het Heilig Kruis bestond, slaagden enkele gemeenschappen erin om te overleven. Zij vestigden zich op de rand van een stad en/of onderhielden contacten met de edelen die landerijen bezaten langs de handelsroutes. Die edelen bouwden een kapel voor zichzelf en een hospitaal voor reizigers en pelgrims. Zij waren op zoek nar priesters voor de eredienst en de hospitaalzorg. 
In 1248 besloot een aantal gemeenschappen van kruisbroeders om samen één orde van regulaire kanunniken te worden. De paus keurde in datzelfde jaar de oprichting goed. Zo ontstond de Orde van het Heilige Kruis. 
Op het einde van de dertiende eeuw telde de orde heel wat kloosters in het prinsbisdom Luik en ook daarbuiten, met name in Frankrijk, Duitsland, 'België', 'Nederland', en Engeland. De verwerving van een aantal privileges verstevigde de rechtspositie van de orde, waarin het klooster van Hoei zich langzaam maar zeker tot hoofdkwartier opwerkte.

Deur met rocaille ornamenten | Kruisherenkerk Maaseik


Bouw van de huidige kerk
Aan de vooravond van de Franse revolutie waren in Maaseik stichtingen van zes religieuze orden. Hun kloosters lagen binnen de wallen, maar niet in het centrum: zij lagen aan de rand, dicht bij de poorten. op die wijze ging elk klooster zijn buurt bepalen. De kloosterkerken hadden geen toren, wel een dakruiter: een torentje met een klokje erin was voldoende voor het klooster en de buurtbewoners. De Kruisherenkerk of Sint-Jacobskerk bezit nog steeds een dergelijke dakruiter. Van buiten maakt deze kerk een inspiratieloze indruk. Ze zit geprangd tussen  de huizenblokken, liggende aan  op de rooilijn, en opgenomen in de straatwand. 
De kerk bezit een getoogd portaal in een rechthoekige geblokte omlijsting van kalksteen, voorzien van een sluitsteen en een geprofileerde druipsteen. op de sluitsteen staat het jaardicht of Chronogram 'In CrUCe MUnDI saLUs'  (in het kruis ligt het heil van de wereld). 


Ingang Kruisherenkerk via de Bosstraat

'In CrUCe MUnDI saLUs'

Wat is een Chronogram of jaardicht?  Meer info in dit blogitem:
LINK : CHRONOGRAM



In 1767 werd deze Sin-Jacobskerk gebouwd in opdracht van prior Johannes Henricus Vossen ( †1770) . De nieuwe kerk verving de oude Sint-Jacobskapel, een laatgotisch bouwwerk dat werd afgebroken. Die oude kapel werd beschreven in 'Les Délices du Pays de Liége' in 1740: "De kerk is schoon en aantrekkelijk, hoewel in oude stijl en eindigt op een rond gewelf dat ondersteund is. 
Het schip is lager en evenals de zijbeuk met stuc bezet. Het geheel doet net aan en is opgeluisterd door vier geverfde en vergulde altaren in Korinthische stijl". De nieuwe Sint-Jacobskerk, die door Josef Couven ui Aken werd gebouwd, is een eenbeukige kerk in lodewijk XV-Stijl of rococo.

In 1797 werd het Kruisherenklooster op last van de Fransen opgeheven en werden de kloostergebouwen gesloopt. De kerk echter, kwam aan de parochie van Maaseik. In 1856 werd ze verkocht aan de - toen weer teruggekeerde - Kruisheren. 

Rococo interieur
Het prachtige rococo interieur met fraai stucwerk en bepleistering staat in schril contrast met de buitenzijde. Precies omwille van zijn interieur is de Kruisherenkerk één van de mooiste van de Provincie Limburg. De overwelving bestaat uit gewelfkappen tussen gordelbogen, die steunen op gestileerde zuilen met Dorische en Ionische kapitelen. 
Een straalgewelf dekt het koor af In het stucwerk tussen de bogen zien we de devoties van de Maaseiker kruisheren.
Rocaillemotieven, kenmerkend voor de rococostijl, werden rijkelijk aangebracht op de gewelven, de gevels, de arcades en het meubilair. Let vooral op de grote variatie aan motieven, die allemaal ter plaatse in de natte kalk werden aangebracht.


Koor
Het sobere houten barokaltaar is afkomstig uit de vroegere kerk. Het altaar uit de St-Pietersbasiliek van  Rome, met zijn vier zuilen en baldakijn, stond model voor dit soort altaren uit de 17de en 18de eeuw. Door plaatsgebrek werden de voorste zuilen naar achteren verplaatst en kwamen zo naast de achterste zuilen (met Korinthische zuilen) te staan. Een gebroken boog van drie segmenten vervangt het grote baldakijn.
Het altaarstuk is een prachtig schilderij toegeschreven aan de school van Antoon Van Dijck. Het stelt de gekruiste Christus voor met Maria Magdalena en een kruisheer (Theodorus van Celles, de stichter van de Kruisheren of Augustinus Nerius, de toenmalige magistergeneraal) in extatische houding met staf, muiter en zwaard. Het kruis van de orde en de spreuk 'In Cruce Salus' (in het kruis ligt het heil), bekronen het geheel.



Links en rechts van het altaar hangen twee kastjes met relieken van de Heilige Odilia. Op het glasraam links van het altaar van het altaar zien we de verschijning van de Heilige Odilia aan broeder Joannes van Eppa, die van haar opdracht kreeg haar relikwieen vanuit Keulen naar Hoei te brengen.

Kruisherenkerk in het historisch centrum van MAASEIK | Altaar




Link en rechts op het koor en ook achteraan in de kerk bevinden zich eikenhouten deuren met lieflijke composities van houtsnijwerk, niet van grote klasse maar zeker het vermelden waard. Bloem en bladerwerk op de constructieve delen van de deuren en schelpmotieven op de panelen.


Doksaal
Het huidige orgel dateert uit het einde van de 19de eeuw, maar in de orgel balustrade werd een rugpositief ingebouwd, dat waarschijnlijk uit de vroegere Sint-Jacobskerk stamt. De balustrade is rijkelijk versierd. Hierin zien we fluiten,klarinetten, hobo's violen, pauken,.... in stucwerk. Het geheel, opgehangen an fladderende linten en omkranst met bloemen en bladwerk, getuigt van groot vakmanschap. Links en rechts is het orgeltje versierd met beelden van de Heilige augustinus en de Heilige Helena, die oorspronkelijk waarschijnlijk een kruis in de linkerhand hield.

Doksaal Kruisherenkerk Maaseik | Een Rococo kerkinterieur



Tijdens de restauratiewerken van 2008-2009 werd de kerk niet alleen in de oorspronkelijke kleuren herschilderd maar ook merkwaardig verfraaid. Zo is de 19de-eeuwse preekstoel, waarvan verscheidene jaren gedeelten als altaar en lezenaar dienst deden, nu weer op zijn oorspronkelijke plaats te zien en wel volledig.

19de-eeuwse preekstoel | Kruisherenkerk Maaseik





Dit zijn nog een aantal opnames van het stucwerk! Versierd door de Antwerpenaar Mertens, het koor aan weerszijden met bustes van de 12 apostelen, stucwerk in een zwierige neo-rococo omlijsting.

Kruisherenkerk Maaseik


Een Rococo kerkinterieur





Wie meer informatie wenst over deze Kruisherenkerk, in 2009 werd er een naslagwerk uitgegeven door de Gidsenbond Maaseik. Meer info op de dienst toerisme Maaseik


_______________________________________________________________
_________________________________________________

http://www.patrickdamiaens.be
FB Page