Ornamenten uit de achttiende eeuw |
De zalen decoratieve kunst
van de XVII en XVIII-de eeuw.
In dit blogitem een korte bespreking van de zalen in het Musée Du Louvre waar de decoratieve kunsten uit de XVII-de en XVIII-de eeuw zijn ondergebracht. Na een uitgebreide restauratie van de lambriseringen van deze zalen werden zij in juni 2014 terug opengesteld voor het grote publiek. Tegelijk met de restauratie van de lambriseringen werd ook een aantal kunstvoorwerpen in oude luister hersteld.
Ter opfrissing van het geheugen, het museum is
ondergebracht in het voormalige Palais du Louvre dat bij de Franse revolutie
zijn functie als paleis en woonplaats verloor en in plaats daarvan zijn huidige
museumfunctie kreeg.
De zalen decoratieve kunst van de XVII en XVIII-de eeuw in het Louvre De rode pijl duid aan, welk deel we in het Louvre bezoeken |
De vernieuwd zalen in het Musée du Louvre
De opening van
de vernieuwde zalen in het Louvre te Parijs was een bevoorrecht moment in de geschiedenis
van het Museum. De eveneens vernieuwde
afdeling “Objets d’art” (kunstobjecten) beschikt nu over een afdeling die
geheel gewijd is aan meubilair en kunstobjecten uit de 17e – 18e eeuw
en het grote publiek kan nu een van de mooiste collecties in de wereld op dat
gebied aanschouwen bestaande uit meer dan 2000 kunstvoorwerpen in een ruimte van
2000 m².
De Museumcollectie biedt een breed panorama van de
interieurdecoratie te beginnen met het koningschap van Louis XIV tot aan de
Franse Revolutie, en is voornamelijk van koninklijke en prinselijke origine.
Deze kunstvoorwerpen werden gecreëerd door de grote
en zeer bekende ambachtslieden, schilders en designers van hun
tijd.
U vindt er zowel lambriseringen, geschilderde decors
als wandtapijten terug. Maar ook meubilair met verguld bronzen ornamenten,
marmeren en andere kunstvoorwerpen die door een goudsmid gemaakt of versierd
zijn. Bij het meubilair bevinden zich sieradenkasten, opbergkasten voor wetenschappelijke
instrumenten en servieskasten voor aardewerk en Europees porselein.
De zalen zijn
onderling verbonden door een nieuw parcours dat is opgezet rond het concept van
een vernieuwde ‘muséographie’ (museumkunde), dat vanaf de 19e eeuw
werd toegepast door sommige historische musea. Dit houdt in dat het
parcours en de inrichting van de zalen "is
gericht op een steeds diverser wordend publiek en met deze zalen willen we de
bezoekers een zo goed mogelijk beeld geven van zowel de
geschiedenis van de toegepaste technieken en de verschillende stijlen".
Meerdere thema’s dus.
Meerdere thema’s dus.
De decoratieve kunsten uit de XVII et XVIIIe eeuw
De voornaamste designers van die tijd worden in het
museum aan u voorgesteld. Het zijn allemaal grote kunstenaars in de decoratie :
de meubelmaker André-Charles Boulle, de goudsmeden Thomas en François-Thomas
Germais, de schilders en decorateurs Charles Le Brun en Jean-Baptiste
Oudry.
De presentatie vindt plaats door ze speciale aandacht te
geven in de “ Salons” of stijlkamers. Niet alleen wordt de luxueuze levensstijl
van een bepaalde periode veel tastbaarder en begrijpelijker voor het publiek, maar
ook is het mogelijk om de mooiste werkstukken en technieken van de decorateurs
en de meester-ambachtslieden weer te geven in hun natuurlijke omgeving zoals de
salons en de bibliotheek van het hotel Villemaré, de
grote salon van het kasteel van Abondant en de paradekamer van het hotel van
Chevreuse.
Het hele
parcours is chronologische volgorde opgedeeld in drie grote stilistische
periodes:
- 1660-1725:
de heerschappij van Louis XIV en “la Régence”
- 1725-1755:
de bloei van de rocaillestijl of de Louis XV
- 1755-1790:
de terugkeer naar het classicisme (neoclassicisme) en de heerschappij van Louis
XVI
De decoratieve
kunsten onder Louis XIV worden tentoongesteld in de historische zalen van de
staatsraad. De rocaille-stijl en het neoclassicisme worden gepresenteerd in de
noordelijke vleugel van de "cour carrée van het Louvre" (binnenkoer),
en dit aan de hand van thematische uitstalkasten en nagemaakte salons, de
zogenaamde “stijlkamers”.
De
“stijlkamers” brengen de weelderige decoratie naar boven van de koninklijke en
prinselijke paleizen zoals het kasteel van Saint-Cloud en het “Palais des
Tuileries”, de herenhuizen zoals “Le Bas de Montargis, Dangé, Chévreuse” en de
verblijfplaatsen op het platteland zoals het kasteel van Voré et
Abondant.
Bijzonder is
vooral het decor van dooreengestrengelde bladeren en figuren van het salon van
het kasteel van Voré, gerealiseerd door Jean-Baptiste Oudry rond 1720. Deze
nationale schat bestaat uit 9 panelen die het landelijke tijdverdrijf
voorstellen.
Een ander
juweeltje in blauwe en gouden tinten is het kabinet van het “Hôtel de
Villemaré-Dangé” die de geruisloze sfeer van het midden van de 18e eeuw
tot leven wekt.
De collectie
van de kunstobjecten is voornamelijk opgebouwd uit twee grote uitzonderlijke
verzamelingen. De meubels en objecten zijn enerzijds afkomstig uit het “Palais
des Tuileries” en het kasteel van Saint-Cloud. Ze worden anderzijds
vervolledigd door het depot van “Mobilier national” dat meesterwerken van
meubels en wandkleden van koninklijke afkomst aangeleverd heeft.
Tussen de
meest opmerkelijke stukken zal het publiek de gouden koffer van Louis XIV
ontdekken, gemaakt in 1676 door de goudsmid Jean Pitan. De koffer is helemaal
bekleed met gouden kant in een bloemenmotief en zij deed dienst als
bewaarplaats voor de kostbare sieraden van de koning en de vrouwen van de
koninklijke familie.
Een ander
bijzonder element is een kast afkomstig van de “Garde-Meuble de la Couronne” (de
dienst die de koninklijke meubels en kunstobjecten van de koninklijke
verblijven onder het Ancien Régime beheerde), gemaakt door André-Charles Boulle
in 1700-1720, afgewerkt met verguld brons en marquetrie.
De blauwe
commode uit de kamer van Madame de Mailly in rocaille-stijl, gecreëerd in 1742
door Mathieu Criaerd, onderscheidt zich door de harmonie van haar blauwe en
witte tinten.
Een ander zeldzaam
overblijfsel van de Franse koninklijke opdrachten tijden de 18e eeuw,
is de ‘chocolatière’, een cadeau van Louis XV aan zijn echtgenote koningin
Marie Leczinska ter gelegenheid van de geboorte van de kroonprins. De Nécessaire
à thé, chocolat et café, zoals de officiéle naam van het kistje luidt, werd in
1729 door Henri-Nicolas Cousinet vervaardigd. Behalve dat het een bijzonder
mooi voorbeeld van de rocaille goudsmidkunst is, markeert het ook het begin van
de rocaille-periode.
De stijlperiodes
Perode van
Louis XIV tot “la Régence” (1661-1723)
De eerste jaren van de regeerperiode van Louis XIV zijn
bijzonder sprankelend en de artistieke
initiatieven concentreren zich rond “la Couronne”. De initiatieven worden
aangewakkerd door de koning zelf, zijn
minister Jean-Baptiste Colbert en de schilder Charles Le Brun. Zij richten
academies en manifactures op, wier taak het is om de roem van de koning in de
kijker te zetten. Waarom niet.
Het verfraaien van de royale residenties, met Versailles
op kop, speelt een essentiële rol.
Ze staat in dienst van de verheerlijking van de "Le
Roi" en van de monarchie, en getuigt van de grootsheid van de Franse
productie van “Objets d’art”.
De fonkelende kleurigheid, de schilderachtige effecten en
de overvloed aan kostbare materialen zijn in tegenspraak met het voorgewende classicisme
onder Louis XIV. Het is een kunst die gemaakt is om indruk te maken, meer dan
te verleiden. Het enige klassieke eraan is dat men probeert de praal en
pracht van het antieke de Rome te evenaren.
Vanaf de jaren 1680 veranderen tegelijkertijd zowel de
algemene opvattingen over decoratie als ook de details van de ornamentale
vocabulaire onder de groeiende invloed van de architect Jules Hardouin-Mansart.
Het is in die tijd dat de harmonie tussen wit en goud zich steeds verder
verspreidt, terwijl de stilistische grondslagen van de gebeeldhouwde interieurs
en de architecturale woordenschat grondig vernieuwd worden.
De lijnen worden
soepeler en lichter; de gebeeldhouwde vormen, alles bedekkend en heel
geraffineerd, loopt door tot over de omlijsting van de lambrisering, die naar
binnen krullt en uitgesneden is. Het
iconografisch traditionele allegorische en mythologische repertoire dreigt te
verdwijnen ten voordele van nieuwe thema’s die in de mode komen zoals apen,
chinoiserieën, muzikanten, Italiaanse komedianten, fantasiedieren, … voorboden
voor de kunst van “la Régence”.
Met “la Régence” (1715-1723) wordt de 18e eeuw
echt geboren. In deze periode is Philip van Orléans regent is en bestuurt hij Frankrijk
in naam van de dan nog minderjarige koning Louis XV. De periode kent een diepe
politieke breuk, maar kent ook een artistieke periode. De dood van Louis XIV markeert
het einde van de grote royale bouwwerken, in het bijzonder Versailles dat door
het Hof wordt verlaten, ten gunste van
Parijs, in een zoektocht naar intimiteit en een nieuwe verfijning.
Periode Louis XV: de jaren van de Rocaille (1720-1760)
De mooiste jaren van de regeerperiode van Louis XV
(1715-1774), vanaf het einde van la Régence, zijn stabiele jaren. De
artistieke realisaties, die voornamelijk voorkomen uit privéopdrachten, houden
de geest van la Régence in stand. Salonkunst eerder dan kunst aan het hof, van
sociabiliteit (zin voor het maatschappelijke leven) eerder dan representatie
van de koning, van fantasie eerder dan eruditie: de schelp (rocaille) is een
moment van triomf van de waarden behorend tot het zintuiglijk genot versus de
waarden van de intellectuele appreciatie.
De kunstzinnige rocaille appelleert tevens aan herkennen
van het savoir-faire, het vakmanschap van de uitvoerder, eerder dan aan het
gezag van de ontwerper. Ze is niet langer onderworpen aan de academische en
institutionele bevoogding omdat ze grotendeels niet langer deel uitmaakt van de
circuits van officiële opdrachten.
Als een flexibel te modelleren kunstobject laat de
rocaille zich in de vervormbaarheid van het gebeeldhouwde hout, in de keramiek
en in de goudsmidkunst van haar beste kant zien.
Deze zoektocht naar luxe valt samen met de vooruitgang
van de economische activiteiten en de uitbreiding van de handel.
Die zoektocht
naar comfort en gerieflijkheid, met een voorkeur voor de binnenruimte en de
intimiteit, wordt gecombineerd met de gerenommeerde inventiviteit van de Franse
architecten die met details en perfectie aan het Franse woning een exemplarisch
karakter willen geven.
Het rocaille-interieur wordt bevolkt door kostbare gekleurde
en fragile objecten die worden weerspiegeld in de spiegels, de verfijndheid van
het verguldwerk, de weelderigheid van de stoffen, de fantasie van de gesculpteerde
decors, waarin de inventiviteit van de ornamentsnijder zich in alle
intensiteit ontplooit. Van gerieflijkheid naar comfort, van comfort naar luxe,
dat is de hele passie van de tijd van het materiële genot dat in een bestek van
enkele jaren een spectaculaire vlucht kent.
Periode Louis XVI: terugkeer naar het classicisme
(1760-1792)
Na de Zevenjarige oorlog (1756-1763), komt er in Europa massaal
een nieuwe kunstgolf op waaruit de neoklassieke stroming (neoclassicisme)
geboren wordt. Het neoclassicisme is begonnen met de zoektocht naar de
oorspronkelijke schoonheidsnormen (uit de Oudheid) door de monumenten uit het verleden te bestuderen, en
men keert terug naar de canonieke en meest pure hiërarchische vormen die dan het
neoclassicisme gaan bepalen.
Het is een periode waarin er nieuwe stilistische ambities
worden versterkt en een generatie vernieuwende artiesten opduikt, in het
bijzonder in het gebied van de architectuur en het interieur, die het “terug
naar de Grieken” propageren. Het vervaardigen van objecten volgens de wensen van
een cliënteel dat hunkert naar vernieuwing loopt vast op de conservatieve
praktijken van de ateliers. Een probleem dus en al snel worden er compromissen
gevonden met traditie en de klassieke nauwkeurigheid.
Tot aan het einde van het koningschap van Louis XV
blijven in de koninklijke en privéopdrachten de vormen van de formele rocaillestijl
overheersen. De gebogen poten en gewelfde oppervlakken blijven regeren in het hele gamma, maar
daarintegen grijpt het ornamentele detail terug naar de Oudheid. Bij de dood
van Louis XV in 1774 heeft het internationale neoclassicisme zich blijvend gevestigd,
onafhankelijk van de nuances: soms landelijk, soms krijgshaftig, en naargelang
de gelegenheid, versierd met Etruskische of Egyptische varianten.
De jaren 1780 tonen een heropleving van activiteit in de
koninklijke residenties, in het bijzonder door de persoonlijke opdrachten van
koningin Marie-Antoinette die, in het domein van de decoratieve kunsten,
aanleiding geeft tot schitterende creaties.
Tot aan het einde van de monarchie
in 1792, (dus na de Franse Revolutie), blijft
de koninklijke administratie de luxueuze inrichting van de kastelen van
Compiègne, Versailles, Fontainebleau, Saint-Cloud of van de Tuileries (financieel) steunen.
Mocht u meer informatie wensen of details over de collectiestukken.
Een aantal impressies van de zalen decoratieve kunst van de XVII en XVIII-de eeuw in het Louvre
___________________
_______________
Marie Antoinette |
Interieur, Lodewijk XVI-stijl |
De zalen decoratieve kunst van de XVII en XVIII-de eeuw |
Onderdeel van een supraporte ornament | Louvre |
Ornamenten uit de achttiende eeuw |
http://www.patrickdamiaens.be |
FB Pagina |
Mooi initiatief om de topstukken toe te lichten!
BeantwoordenVerwijderen