Educatieve uitstap naar Parijs met een aantal cursisten houtsnijden | Bezoek aan Nissim de Camondo en Musée Jacquemart-André |
Bezoek aan
Nissim de Camondo en Musée Jacquemart-André
Op zaterdag 3 februari 2018 was ik in het gezelschap van een
aantal cursisten houtornamentsnijden, die een opleiding bij
me volgen, op educatieve uitstap in de Franse hoofdstad Parijs. Op het
programma stond onder andere een bezoek aan een aantal kleinere Musea, namelijk
Nissim de Camondo en Musée Jacquemart-André.
Deze twee pareltjes van Musea liggen in een deel van Parijs
waar je de modale toerist niet veel tegenkomt en omdat de grote toeristische
trekpleiters in dit deel van de stad ontbreken is er geen massatoerisme te
vinden; een ware verademing.
Er is hier ook een totaal andere sfeer aanwezig; brede lanen
en straten met aan weerszijde afgeboord
mooie statige gebouwen met uniforme architectuur die ook wel
'architecture haussmannienne' (*) word genoemd.
In de wijk bevinden zich ambassades, hoofdkantoren van
multinationals en woningen voor de mensen die zich deze plaats in Parijs zonder
problemen kunnen veroorloven, een privilegie.
'architecture haussmannienne' |
(*) Wat is architecture haussmannienne?
Tijdens de regering van Keizer Napoleon III (1852-1870)
werden in Parijs grote lanen aangelegd, gehele stadsdelen werden van een
uniforme architectuur voorzien en voor deze metamorfose ontwierp stadsarchitect
baron Haussmann de plannen die onder zijn leiding werden uitgevoerd.
De gebouwen die verwijzen naar deze stijl zijn opgetrokken
uit Franse steen van een perfecte verhouding en van een zeer hoge kwaliteit in
afwerking. De hoogte van de gebouwen kan variëren van 12 m tot 20 m en is
afhankelijk van de breedte van de straat. Ze zijn meerdere etages hoog (meestal
4 tot 5 etages) en steeds eindigend met een Frans kap of Mansarde dak. Op de meeste plaatsen zijn in
de bovenste etage dakvensters voorzien met een piepklein balkon.
De gevels zijn rijk versierd en met prachtige ornamenten in steen voorzien; een lust voor het oog en een bron van inspiratie.
Ook voor de houtsnijder een bron van inspiratie, want niet alleen het gebouw moest een status symbool zijn, ook de poort waardoor je naar binnen ging. Dus mocht je op zoek zijn naar inspiratie voor een poort of deur voorzien van houtsnijwerk, in dit deel van Parijs vind je er genoeg. De belangrijkste laan is de Boulevard Haussmann. Het is één van de grote boulevards in Parijs en dankt haar naam aan de hiervoor genoemde 19e-eeuwse stadsarchitect baron Haussmann. De boulevard is 2,53 km lang en gemiddeld meer dan 30 m breed. De boulevard staat bekend als de straat met de grands magasins: grote warenhuizen zoals Le Printemps (van architect Paul Sédille, 1881) en Galeries Lafayette (van architect Ferdinand Chanut, 1908) die er gevestigd zijn.
Als het begint te schemeren en je er door de straten loopt, worden op de etages van deze gebouwen de lichten ontstoken en zie je dat ook hier niet bespaard is geworden op goede smaak en kwaliteit. Prachtig stucwerk en beschilderde lambriseringen in Napoleon III-stijl sieren de elegante ruimtes met hun hoge plafonds.
'architecture haussmannienne' Poorten met houtsnijwerk |
Museum Nissim de Camondo
Vlak aan het gekende Park Monceau in het achtste
arrondissement bevindt zich het museum Nissim de Camondo. Het is gelegen in de
Rue Monceau nummer 63, een op het eerste zicht gewone straat, maar schijn
bedriegt schrijft Pierre Assouline in zijn boek 'Le dernier des Camondo,'. Hier
woonde aan het begin van de twintigste eeuw een ongekende melange van adel,
joodse aristocratie, protestantse high society, industriële- en bancaire
bourgeoisie en religieuze congregaties.
Via een grote poort lopen we op nummer 63 de binnenplaats op
en dan kom je oog in oog te staan met een bijzonder elegant stadspaleis. Ontworpen door de architect René Sergent en geïnspireerd op het kasteeltje Petit Trianon van Koningin Marie
Antoinette in de tuinen van Versailles.
In 1910 liet de rijke bankierszoon Moïse de Camondo de
woning op nummer 63, die zijn vader hem had nagelaten, slopen om een passende
omgeving te realiseren voor zijn toen al indrukwekkende kunstcollectie. Alle
kunstwerken moesten er een vaste plaats krijgen.
Alle tapijten, schouwen, deuren enz. die Moïse de Camondo in
de loop der jaren verzamelde worden door architect René Sergent betrokken in de
ontwerpen.
Het resultaat is een huis uit begin 20e eeuw, maar met de
uitstraling van een klein kasteeltje en groot genoeg om er de 18-eeuwse
decoratieve schatten te presenteren en te wonen. Een moderne receptie-fabriek,
gericht op grote ontvangsten voorzien van alle luxe en comfort uit die tijd,
waaronder verwarming, badkamers en een lift.
In dit meesterstukje van klassieke architectuur is de
complete collectie nog altijd te zien. Onveranderd, zoals Moïse de Camondo haar
in 1935 aan de Franse Staat vermaakte. Het museum is vernoemd naar Moïse’s zoon
Nissim de Camondo die in 1917 als Frans militair piloot sneuvelde.
Zicht vanuit Museum Nissim de Camondo richting tuin en Park Monceau. |
Interieur
De periode rond de vorige eeuwwisseling was voor
kunstverzamelaars een gouden tijd. Parijs was toen de belangrijkste kunstmarkt
ter wereld doordat veel kastelen van de oude adel van vóór de revolutie van
1789 tegen de vlakte gingen en de markt werd overstroomd met complete
inboedels. Moïse liet zich adviseren door curatoren van het Louvre en het Musée
des Arts Décoratifs en kwam zo in contact met grote antiquairs. Zo kon hij zijn
collectie tot het einde van zijn leven blijven verrijken Steeds verkocht hij
stukken om weer betere stukken te kunnen aankopen.
In de keuken staat een enorm zwart kookeiland van gietijzer
met een ingegoten fabricagedatum: 1912. Erachter wacht een 'rotissoir' met een
ingenieus draaimechaniek dat in werking wordt gesteld door de rook van het
kolenfornuis. Heel ongebruikelijk in die tijd, maar de helft van het huis
bestaat uit dienstvertrekken.
Voor wie hier rondloopt roept het een gevoel op van
Downton Abbey.' Alles in dienst van het 'reçevoir', de belangrijkste
bezigheid van de adel en haute bourgeoisie aan het eind van de negentiende en
het begin van de twintigste eeuw. Bij de Camondo's kwam iedereen. Maar voor
Moïse betekende dat vanwege zijn verzameling te worden geaccepteerd door de
geboren aristocratie.
Verzameling
In het museum Nissim-de-Camondo is er een opmerkelijke
collectie Franse decoratieve kunst uit de 18de eeuw ondergebracht; verzameld
door de graaf Moïse de Camondo. Bijzonder zeldzaam meubilair, wandtapijten van
Beauvais en Aubusson, Sèvres porselein, schilderijen, beelden en zilverwerk
zijn enkele parels die getuigen van de passie die deze rijke bankier had voor
decoratieve kunst. De salons waar deze unieke kunstwerken zich bevinden zijn
van rijk gesculpteerde lambriseringen in eikenhout voorzien, sommige in
natuurlijke houtkleur of beschilderd. Andere dan weer gepatineerd of verguld.
Een lust voor het oog, je weet niet waar je moet kijken.
Behalve de schitterende meubels en verzameling
kunstvoorwerpen, kunt u tevens een idee krijgen van het leven in een zeer
comfortabele aristocratische woning in het begin van de 20ste eeuw. Als u door
de verschillende vertrekken gaat, van de salons tot de bibliotheek, de
eetkamer, keuken, de slaapkamers en de badkamers, voelt u de vredige, luxe
sfeer van vroeger die deze prachtige locatie uitstraalt..
Met dank aan Ferry van der Vliet, Paris FvdV.
Een aantal sfeer beelden van ons bezoek
Medaillon en hoorn des overvloeds |
Nissim de Camondo, inkomhal |
Nissim de Camondo, inkomhal |
Musée Jacquemart-André
Dit stadspaleis gelegen aan de Boulevard Haussmann 158 is verrassend dankzij de unieke combinatie tussen
architectuur, inrichting en kunstcollecties, en is ook helemaal niet te
vergelijken met Museum Nissim de Camondo dat we zojuist bezochten. Het verschil
tussen Musée Jacquemart-André en Nissim de Camondo is dat Nissim de Camondo
rond de verzameling ( lambriseringen, wandtapijten, meubels etc..) is gebouwd en
Jacquemart-André niet, terwijl Jacquemart-André hoofdzakelijk een
schilderijen-collectie bezit.
Het musée Jacquemart-André is gebouwd door de architect Henri
Parent vanaf 1869 tot 1875 in opdracht van Edouard André en zijn vrouw Nélie
Jacquemart. Even leuk om te vermelden dat Henri Parent de zoon is van Aubert
Parent, de Franse sculpteur aan wie we reeds een aantal maal een blogitem hebben
gewijd. Diens prachtige houtsnijwerk spreekt nog steeds tot de verbeelding en
blijft volgens mij nog steeds ongeëvenaard. Iets minder bekend is dat Aubert
Parent, net als zijn zoon, ook architect was. Goede smaak heeft hij dus van
kleins af aan met de paplepel....
Museum Jacquemart-André |
Het rijke echtpaar wenste een huis waarin ze grote groepen
gasten konden ontvangen. Opmerkelijk is dat enkele wanden op de begane grond,
dankzij een hydraulisch systeem, opzijgeschoven konden worden. Dit is reeds
mijn tweede bezoek en door de jaren heen heb ik al vele van dit soort musea
bezocht, maar dit stadspaleis blijft me verbazen. De imposante monumentale trap
en een wintertuin zijn beiden bijzonder verrassend zelfs een beetje
confronterend, en tot nu heb ik nergens anders dit soort architectuur
aangetroffen.
Edouard André verzamelde vooral werken van oude Italiaanse
meesters, die hij samen met zijn vrouw Nélie Jacquemart kocht. Zijn echtgenote
was zelf kunstenares. Zij had eens de opdracht gekregen om het portret van
Édouard te vervaardigen. Het klikte kennelijk zo goed tussen het model en de
kunstenares dat het koppel zich aan elkaar verbond. Na zijn dood breidde Nélie
de collectie verder uit.
Het Musée Jacquemart-André geeft een unieke inkijk in de
woonsituatie van het gefortuneerde stel uit de 19de eeuw. Er zijn weinig andere
huizen uit deze periode die nog voorzien zijn van hun originele inboedel. Het
stadspaleis is rijkelijk ingericht met onder andere Franse meubelen,
wandtapijten, luchters, aardewerk en schilderijen. Het geheel is zo goed
bewaard gebleven doordat de eigenaresse huis en inboedel aan de stad schonk op
voorwaarde dat het voor het publiek toegankelijk zou zijn.
Museum Jacquemart-André | Opmerkelijk is dat enkele wanden op de begane grond, dankzij een hydraulisch systeem, opzijgeschoven konden worden |
Het echtpaar Jacquemar-André heeft drie belangrijke
kunstcollecties opgebouwd. Zo zijn er de Italiaanse kunstwerken van Donatello,
Luca Della Robia, Botticelli, Mantegna en Bellini. Zeer bekend is het
schilderij Sint-Joris met de draak (1432) van Paolo Ucello. Liefhebbers van de Italiaanse Renaissance
kunnen dus volop genieten.
Er is ook een afdeling Franse schilderkunst uit de 18de
eeuw, waaronder Fragonard, Boucher, Chardin… En dan is er een collectie
schilderijen uit de Nederlanden (Rembrandt, van Dyck, van Ruysdael) tentoongesteld.
Het is geweldig deze kunstwerken te kunnen aanschouwen.Het
zijn bijna allemaal visueel gekende werken.
Het museumrestaurant
van Musée Jacquemart-André is echt wel de moeite waard om iets kleins te
nuttigen, het is zeker één van de meest elegante museumrestaurants van Parijs.
Museumrestaurant van Musée Jacquemart-André |
Een aantal sfeerbeelden van ons bezoek.
Museum Jacquemart-André | Trappenhuis en wintertuin |
Bezoek aan Nissim de Camondo en Musée Jacquemart-André |
Museum Jacquemart-André | |
https://www.patrickdamiaens.nl |
FB PAGINA |
Geen opmerkingen:
Een reactie posten