maandag 12 september 2022

Het gebruik van hout voor beeldsnijwerk in de middeleeuwen, een aanvulling | Tilman Riemenschneider, Maria met Kind

Het gebruik van hout voor beeldsnijwerk in de middeleeuwen.

(Een aanvulling)  

W.J. van Dort, Echt, september 2022

Enkele weken geleden las ik het verslag over de restauratie van het beeld “Maria mit Kind" van Tilman Riemenschneider. In dit verslag kwam ik iets tegen dat naadloos blijkt te passen in mijn eerdere artikel over het gebruik van hout voor beeldsnijwerk in de middeleeuwen. In dit artikel heb ik het ook gehad over hoe een beeldensnijder te werk ging om “groen”, dus ongedroogd, hout te transformeren in een beeld zonder droogscheuren. De recent gevonden informatie geeft daar een aanvulling op en dat zou ik graag met u willen delen.

 

Riemenschneider, Maria met kind
 Riemenschneider, Maria met kind


Tilman Riemenschneider heeft het beeld Maria met kind omstreeks 1500 gesneden. Sinds 1995 is het beeld in het bezit van het Mainfränkisches Museum Würzburg. Dit museum, in de stad waar Riemenschneider zijn werkplaats had, bezit een omvangrijke collectie houtsnijwerk van  deze beeldensnijder. Restaurator Britta Pracher heeft het beeld 2 jaar lang onder handen gehad om de oorspronkelijke schoonheid van Maria met kind te herstellen.

Het 79 cm hoge beeld uit lindenhout bestaat uit 1 stuk en is aan de achterzijde diep uitgehold en soms zo diep dat de wand echt dun genoemd kan worden. Het kind is gedeeltelijk uit het zelfde blok gesneden als Maria.

De restauratie bestond hoofdzakelijk uit het verwijderen van alle 28 overschilderingen die het beeld in de loop van de tijd had gekregen tot aan de eerste lagen op het hout. Vervolgens werd de toestand van het hout geconsolideerd met een vislijmoplossing. Het beeld is verder ongeschilderd gebleven.

 

Uit onderzoek is gebleken dat de eerste laag op het hout bestond uit een olie/eiwit-emulsie waaraan enkele pigmenten waren toegevoegd. Verdere analyse toonde aan dat de eerste laag kleine hoeveelheden van loodwit (al dan niet vermengd met krijt), ijzeroxide, koolstofdeeltjes en rode kleurlak bevatte. Die hoeveelheden waren zo gering dat de onderzoeker deze stoffen als toevallige toevoegingen beschouwde. Op deze olie/eiwit laag was een laag eiwit zonder toevoegingen aangebracht.

 

De bij de restauratie betrokken deskundigen waren niet eenduidig over de betekenis van deze lagen. De een was van mening dat deze lagen samen een decoratieve laag vormde die de artistieke uitstraling versterkte en een ander zag het als een beschermlaag zonder decoratieve functie omdat de laag niet egaal van kleur was.

Uit andere onderzoeken is gebleken dat Tilman Riemenschneider veel van zijn beelden heeft voorzien van dergelijke lagen. Daarbij gebruikte hij ook vaak een lijm/olie-emulsie als eerste laag. Ook andere Duitse beeldensnijders hebben hun beelden van dergelijke lagen voorzien.  

In de meeste publicaties die ik hierover gezien heb worden dergelijke lagen tot de beschildering gerekend.

 Het gehele beeld was bedekt met beide lagen. Uit analyse is gebleken is dat de pigmenten uit de eerste laag zeer onregelmatig over het oppervlak van het beeld verdeeld waren en ook in sterk wisselende verhoudingen. Dat zou er op wijzen dat er meerdere keren een hoeveelheid emulsie werd klaargemaakt waaraan men op het gevoel wat pigmenten toevoegd had.

Omdat de toegestane werkzaamheden van de beeldensnijder en die van de beeldenschilder strikt gescheiden waren, o.a. door het systeem van gilden, zijn er 2 mogelijkheden. De eerste is dat die eerste lagen het werk waren van de schilder en de tweede mogelijkheid is dat die eerste lagen door de beeldensnijder waren aangebracht.

 

Indien de eerste lagen door de beeldenschilder zouden zijn aangebracht dan zou men verwachten dat de gehele laag een zelfde kleur zou hebben. Of dat bij elkaar passende delen zoals kleding de zelfde kleur zouden hebben. Een en ander als voorbereiding op het echte schilderwerk.

 Indien de beeldensnijder de eerste lagen aangebracht zou hebben dan zou dat betekenen dat hij daarvoor een ander doel had, want hij mocht zich niet bemoeien met het decoratieve schilderwerk. En inderdaad, dat andere doel had hij. Zolang hij nog bezig was met het snijden van het beeld uit het ongedroogde hout werd het beeld in wording zo veel mogelijk afgedekt met natte doeken om droogtescheuren aan het oppervlak te voorkomen. Zodra er dan een stuk van het beeld klaar was, werd dat gedeelte ingesmeerd met een lijm/olie- of olie/eiwit-emulsie om uitdrogen van het hout en daarmee droogscheuren aan het buitenoppervlak te voorkomen. Dit houdt in dat meerdere keren een hoeveelheid emulsie werd klaargemaakt. Gelet op het doel van de emulsie deed het er niet toe dat de hoeveelheden pigment niet constant waren en er kleurverschillen optraden. Het ijzeroxide en de rode lak dienden om de plaatsen te markeren die waren ingesmeerd. Het loodwit fungeerde als bescherming tegen eventuele schimmels en insecten.

Wat betreft die koolstofdeeltjes, vroeger brandde in timmerwerkplaatsen altijd een met afvalhout gestookte kachel, met een lijmpot erop, waaruit zo nu en dan wat roet/rook kon ontsnappen, zo zal het in een beeldensnijderswerkplaats niet anders geweest zijn. Dus de koolstofdeeltjes in de emulsie zullen toevallige verontreinigingen zijn geweest. 

 Mijn conclusie is deze; de eerste lagen werden door de houtsnijder aangebracht en waren bedoeld om het hout te beschermen tegen droogscheuren. Een afsluitende laag dus die geen deel uitmaakte van de beschildering. Het aanbrengen van dergelijke lagen is blijkens de verschillende onderzoeken een door beeldensnijders veelgebruikte methode.

 

De onderzoekers van Maria met kind konden niet aantonen wie de eerste lagen had aangebracht, Riemenschneider of de beeldenschilder. Dat is ook lastig. Echter, kenmerken van goed vakmanschap, in dit geval de kwaliteit van het “schilderwerk van de eerste lagen”, hadden een indicatie kunnen zijn.

 Interessant is te weten dat vergulders van houten voorwerpen ook gebruik maken van een lijm-emulsielaag maar dan met een tegenovergesteld doel. Namelijk te voorkomen dat water uit de gesso, een lijm/kalkmengsel dat vochtig wordt opgebracht, in het droge hout trekt.

 Dan blijft er een belangrijke vraag over, ik laat zowel de formulering als de beantwoording van die vraag graag aan u over.

 

Als u het betreffende artikel “Het gebruik van hout voor beeldsnijwerk in de Middeleeuwen” nog eens zou willen nalezen, dan is hier de link:

https://ornamentsnijder.blogspot.com/2020/01/het-gebruik-van-hout-voor-beeldsnijwerk.html

W.J. van Dort, Echt, september 2022

 

Geraadpleegde literatuur:

Britta Pracher, Bericht zur technologischen Untersuchung und Restaurierung, in Tilman Riemenschneider “Maria met kind”, uitg. Mainfrankisches Museum Würzburg, 2000

Georg Habenicht, Die ungefassten Altarwerke des ausgehenden Mittelalters und der Dürerzeit, Dissertatie, 1999

3 opmerkingen:

  1. Interessant, maar het blijft giswerk. Zelf denk ik dat de beeldensnijders van die tijd alsook de schilders echte vaklieden waren. Indien de eerste laag diende om droogscheuren te vermijden, heeft dan ook de binnenkant van het beeld een beschermende laag ontvangen?

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Het hout moet drogen en dat gaat via de binnenkant van het uitgeholde beeld. M.a.w. de binnenkant mag niet behandeld worden.

      Verwijderen
  2. De binnenkant blijft onbehandeld om het hout te laten drogen.

    BeantwoordenVerwijderen