Borman, Museum M in Leuven Overzichtstentoonstelling |
Beelden en altaren uit de middeleeuwen, met name de laat-gotiek, kunnen rekenen op mijn zeer warme belangstelling. Ik vind de symboliek van die beelden en altaren geweldig, evenals het VAKMANSCHAP van de toenmalige beeldensnijders; inderdaad met hoofdletters.
Ik probeer zo veel mogelijk beeldsnijwerk te zien in kerken en musea. Op één van mijn “kerk” bezoeken werd ik geconfronteerd met het fenomeen van het drogen van houten beelden in de middeleeuwen.
Tegenwoordig koopt men vanzelfsprekend gedroogd hout voor de beelden. In de middeleeuwen was dit anders. Er is betrekkelijk weinig bekend over hoe beeldensnijders werkten en hun (voor)behandeling van het hout. Voor mij een reden om mij in deze materie verder te verdiepen. Hieronder een kort verslag van mijn bevindingen
Hoe aan hout te komen?
Bij een recent onderzoek van beelden van de “Meester van Elsloo” bleek dat hout van dezelfde boomstam gebruikt was voor beelden, die in de wijdere regio verspreid zijn. Afgaande op de verschillende stijlen van de beelden, moeten die beelden door verschillende beeldensnijders gemaakt zijn, hetgeen de onderzoekers tot de conclusie bracht dat de diverse stamdelen door beeldensnijders onderling verkocht zouden zijn.
Dat zou inderdaad kunnen.(1) Echter, volgens mij heeft een beeldensnijder wel wat beters te doen dan houthandelaar spelen. Ik denk er dus anders over. In Frankrijk en in Duitsland was commerciële bomenkap al in de middeleeuwen gereguleerd omdat er gewoon te veel bos was gekapt voor boten- en huizenbouw.
Met het vergunningensysteem was er toezicht op het kappen en door gerichte aanplant behield het bos de diversiteit aan boomsoorten. In onze streken zal er ook wel een soort systeem van bosbeheer zijn geweest. Een dergelijk beheer vereist dwingende afspraken en een flinke financiële draagkracht waardoor de handel in hout onvermijdelijk in handen komt van een beperkte groep: de houthandelaar. Zij beschikken over de middelen om bomen te kappen, te transporteren en op te slaan in water.
Er zijn documenten waarin boseigenaren gilden van houtbewerkers garandeerden dat er voldoende boomsoorten beschikbaar bleven voor de gildeleden. Dat betekent echter niet dat beeldensnijders zelf hun hout mochten kappen. Ik geloof daarom dat een beeldensnijder in het algemeen zijn hout kocht bij een houthandelaar, die, al naar gelang de vraag, ook stamdelen apart verhandelde.
Een enkele maal kwam het voor dat een opdrachtgever voor beeldsnijwerk ook het benodigde hout leverde. Zo werd de hertog van Kleef rond 1485 gevraagd eikenhout uit eigen bossen aan de bekende beeldensnijder Arnt van Kalkar te geven om er beelden voor het hoogaltaar voor de St Nicolaikirche in Kalkar van te maken. Echter, de hertog had daar absoluut geen trek in. De lindeboom waarvan Veith Stoss in 1517 de Engelengruss (St Lorenzkirche, Neurenberg) maakte, was door zijn opdrachtgever Anton Tucher “geschonken”.
1 L. Hendrikman, De Meester van Elsloo, 2019
Borman Beeldensnijder, Museum M in Leuven Overzichtstentoonstelling |
Groen of gedroogd hout
Een religieus beeld is al gauw bijna 1 m hoog en daarvoor is een stam met een diameter van meer dan 60 cm nodig. Een stevige stam dus, dat zich, zoals op de foto te zien, niet zo eenvoudig laat drogen vanwege de diepe scheuren die dan ontstaan. Er kunnen groei spanningen in het hout zitten.
Zou men direct na het kappen beginnen met het bewerken van de stam, dan wordt de evenwichtige verdeling van de groei spanningen verbroken en het hout wil kromtrekken. Door de stam enige maanden in stromend water te laten liggen verdwijnen de groei spanningen. Dus nat (groen) hout dat enige tijd in het water heeft gelegen is de ideale grondstof voor de beeldensnijder.
Beuk, 42 cm dia, 2 jr droog |
Hoe groen hout in een droog beeld transformeren?
Als beeldensnijder weet je dat een stam begint te scheuren vanuit de kern. (Immers het harthout bevat geen water en krimpt niet terwijl het kern - en spinthout juist veel water bevat dat verdampt en het omringende kern- en spinthout doet krimpen en dus begint te scheuren.)
Je kiest dus een stuk stam, die voldoende dik is om het beeld uit de halve of driekwart van de stamdikte te kunnen snijden. Het harthout wordt zo veel mogelijk aan de rugzijde van het beeld gepositioneerd. Vervolgens wordt zo snel mogelijk zo veel mogelijk harthout aan de achterzijde verwijderd. Nu de bron van het kwaad onschadelijk is gemaakt, begint het in ruwe vorm uithakken van het beeld.
Is de ruwe vorm klaar dan holt onze beeldensnijder het beeld aan de rugzijde zover uit tot alle harthout en een deel van het kernhout verwijderd is. Nu kan het water uit het kernhout via de holte verdampen. We zullen zien dat die holte een cruciale rol speelt. De buitenzijde dekt men, als er niet aan het beeld wordt gewerkt, met natte doeken af.
Naarmate de vormgeving van het beeld vordert, past de beeldensnijder ook de holte aan om het drogend oppervlak zo groot mogelijk èn de houtwand zo goed mogelijk overal even dik te maken. Door de wand overal even dik te maken blijft het hout spanningsvrij en wordt vervorming en scheurvorming voorkomen.
Keuze plaats beeld in stam |
Het uithollen kon zelfs zover gaan, dat er een wanddikte van minder dan een cm overbleef. Immers, hoe dunner de wand hoe beter. Uit onderzoek is gebleken dat men de wanddikte opmaat om er zeker van te zijn dat de wand overal even dik werd.
Een enkele keer kon er plaatselijk een gat ontstaan. Bij een te decoreren beeld, zoals toen gebruikelijk, werd gewoon een stukje linnen over het gat gelijmd en anders werd er een houten plug ingeslagen.
Ook dikke delen van een beeld, zoals armen, benen en hoofd, werden uitgehold om scheuren te voorkomen. Mocht door de opstelling van het beeld het zicht op de holte ongewenst zijn, dan werd de holte met een deksel of een luik afgedekt. Met een gat in het deksel om ventilatie mogelijk te maken.
Op de foto is te zien dat de holte van het hoofd tot onderaan doorloopt. Het hoofd is geheel in het spinthout gepositioneerd. Voor de kleinere beelden kon een dikke tak of een stuk kernhout van een dikke stam gebruikt worden. Men positioneerde ook hier het beeld zo dat de rug naar het midden van de stam wees.
De achterkant van het beeld behoefde niet uitgehold te worden, maar het werd toch vaak gedaan. Op een gegeven moment is het beeld af, maar niet droog genoeg om het af te kunnen werken, eventuele opzetstukken e.d. er op aan te brengen en om te decoreren. Hoe nu verder?
De aankondiging, Jan II Borman, ca. 1500 Beeldsnijder |
Wat werd er in de middeleeuwen gedaan aan actieve behandeling van hout?
Er is tot nu toe alleen het beroemde briefje van Kerstgen Woyers van Ringelberg. Hij stopte in 1494 in een geheim vakje in de rugholte van een Katharinabeeld, dat hij gesneden had, een briefje, waarop hij onder andere schreef : “dit belt is geshaden in een brouketel” en ”naederhant in een aven ghebraden”(2) . Met andere woorden, Kerstgen had het beeld eerst in een grote brouwketel met water gekookt en daarna kunstmatig in een oven gedroogd. Kerstgen Woyers was daardoor in staat zijn beeld al enkele weken na het snijden naar de decorateur te brengen.
Hoe lang er gekookt en gedroogd werd, bleef onvermeld. Of hij ook andere beelden kookte is evenmin bekend. Onbewust maakte hij door het koken het beeld vrij van schadelijke insecten en schimmels. In een financieel verslag uit 1445 wordt een betaling genoemd voor de bouw en herstel van een ketel waarin planken voor de Marienkirche in Königsberg waren gekookt (3) . Verdere details zijn mij niet bekend. Dit gebeurde 13 jaar na de voltooiing van de kerk en derhalve zou het hout bestemd geweest kunnen zijn voor het interieur, om er een houtblok van te maken voor een beeld en/of retabel. Het eikenhout voor de koorstoelen van de Kathedraal van Amiens (1508-1519) heeft 5 jaar in zeewater gelegen, 3 jaar in zoet water en werd daarna 70 jaar gedroogd. Deze wel zeer lange droogtijd zou wel eens te maken kunnen hebben met vertragingen bij de bouw van de kathedraal.
Borman beeldsnijder, Museum M in Leuven Overzichtstentoonstelling |
Andere geschreven bronnen over het drogen van beelden zijn (nog) niet gevonden. Ik betwijfel of ze bestaan. Drogen van beelden was een normale bezigheid voor een beeldensnijder. De kennis hierover werd in de praktijk van meester op leerling doorgegeven en daarmee was er geen reden om het op te schrijven. Gelukkig voor ons leveren restauraties aan beelden ook belangrijke informatie op. Er zijn meerdere aanwijzingen uit de restauratie-praktijk, dat het hout in water werd opgeslagen en kunstmatig werd gedroogd. Zo is ook gebleken dat beelden aan de buitenzijde werden beplakt met een linnen doek. De holte bleef vrij.
Daarna werd het beeld een jaartje te drogen gezet. Om het droogproces te versnellen werd het beeld in de zon gelegd of met doeken omwikkeld op een oven. Er zijn ook wel roetsporen en brandvlekken op beelden gevonden, die er op duiden dat er dicht bij een open vuur werd gedroogd.(4) Het water kon alleen verdampen via de uitholling op de rug en de buitenkant bleef vrij van droogscheuren.
Niet altijd was het uitgangsmateriaal een stuk boomstam. Men stelde houtblokken samen van wagenschot (kwartiers gekloofde planken ) waaruit het beeld werd gesneden. Deze planken van maximaal 40 cm breed moesten dus vooraf gedroogd zijn, anders konden ze niet worden verlijmd. Waar meer houtvolume nodig was, werden dan extra stukken hout gelijmd. Zo stelde de familie Borman uit Brussel meermalen uit 3 dikke planken een houtblok samen, waaruit het beeld of de beeldengroep werd gesneden.
De planken waren kwartiers gekloofd, 7 – 9 cm dik en meestal van Baltische oorsprong. (5) Restauraties hebben ook laten zien dat beeldensnijders niet altijd over het ideale hout beschikten. Daarvan getuigen de vele beelden met harthout en radiale scheuren vanuit het midden die meermalen zijn aangetroffen.
Met de komst van de renaissance kwam ook de bloeitijd van de middeleeuwse religieuze beelden en altaren ten einde. Ook komen er andere methoden om beelden te maken: zoals doosconstructies van gedroogd hout. Deze methode, assemblagetechniek genoemd, wordt nu nog steeds gebruikt
2 Kurhaus Museum, Kleve, Heilige aus Holz, 1998
3 A von Ulmann, Bildhauertechnik des Spätmittelaters und der Frührenaissance, 1984
4 M. Weniger, BNM, München, e-mail, 2019
Borman beeldsnijder, Museum M in Leuven Overzichtstentoonstelling |
Verduurzamen en bewerkbaarheid verbeteren
Hout beter bewerkbaar maken en de duurzaamheid verbeteren, worden bewerkstelligd door het hout te wateren. Scheuren kunnen worden voorkomen met een geschikte wijze van drogen.
Wateren van hout
Wateren behelst het gedurende langere tijd opslaan van vers gekapte boomstammen in stromend water om de duurzaamheid van het hout te verhogen, de verwerkbaarheid te verbeteren en het werken van het hout, nadat het gedroogd is, te verminderen. Gewoonlijk worden de stammen tussen de 9 maanden en 3 jaren gewaterd.
De duurzaamheid wordt verbeterd doordat door het wateren de voedingsstoffen voor schimmels en insecten verwijderd worden. Het hout wordt daardoor niet snel aangetast. Houtvezels (cellulose) worden door een bindmiddel (lignine) bij elkaar gehouden. Langdurig verblijf in water maakt dat de binding tussen de lignine en de cellulose in de stam enigszins verweekt, waardoor de inwendige spanningen in de houtvezels verminderen. Na het drogen trekt het hout dan minder krom en het hout wordt beter bewerkbaar. Gebruikelijk was te wateren in zoet water. Soms werd er ook gewaterd in brak water of zeewater.
Het doel daarvan was om te voorkomen dat het hout zou worden aangetast door natboorders, schimmels e.d. tijdens het wateren. De stammen werden tot slot nog enige tijd in zoet water opgeslagen om het zout zo goed mogelijk te verwijderen. Het Arsenal van Rochefort (6) had een uitgestrekt stelsel van bassins voor de opslag van hout voor de bouw van oorlogsschepen. Eén der kanalen werd maandelijks ververst: de ene maand met zoetwater en de andere maand met brak water (7) .
Het wateren van hout wordt niet meer op grote schaal toegepast. Met de huidige kennis over de droogprocessen en met de technische ontwikkelingen kan men “trekvrij” drogen. Bescherming tegen insectenvraat wordt op ander wijzen geboden. Ook speelt mee dat er gebrek is aan geschikte plaatsen om grootschalig te wateren. In economische zin wordt het wateren gezien als een vorm van rentederving. Ook regelgeving betreffende beheer van oppervlaktewater belemmert het op grote schaal wateren.
5 M. Debaene, Borman, a Family of Northern Renaissance Sculptors, 2019
6 Het Arsenal van Rochefort was een Franse marinewerf (1665-1926).
7 uit ‘Les fosses aux mâts de l’Arsenal de Rochefort’.
Beeldsnijder Borman, Museum M in Leuven Overzichtstentoonstelling |
Het drogen van hout
Hout drogen heeft tot doel het water uit de stam te verwijderen om het hout geschikt te maken voor nuttig gebruik. Vers gekapt hout bevat ca. 50% water. Hout is anisotroop, d.w.z. de eigenschappen zijn in de verschillende richtingen ook verschillend. Het effect is dat het hout niet in alle richtingen even veel krimpt. In tangentiële richting ongeveer 2x zo veel als in radiale richting, terwijl de krimp in lengterichting een fractie is van die in tangentiële richting. Hierdoor ontstaan er spanningsverschillen in het hout en trekt het krom en kan gaan scheuren.
Het gaat erom het droogproces zo te laten verlopen dat er geen spanningen in het hout ontstaan. Ook als het hout “droog” is, bevat het nog water. Die hoeveelheid is in evenwicht met het vochtgehalte van de lucht in de ruimte waar het hout zich bevindt. Stijgt de relatieve vochtigheid in de ruimte, dan neemt het hout water op en zwelt, daalt de relatieve vochtigheid dan scheidt het hout water uit en krimpt.
Dat herhaaldelijk zwellen en krimpen kan na verloop van tijd leiden tot scheuren in het hout, het breken van lijmverbindingen of decoraties beschadigen. Redenen om de relatieve vochtigheid in de ruimte constant te houden. Grote aantallen bezoekers met vochtige kleding in een periode van regen kunnen een museumconservator wel eens hoofdpijn bezorgen.
Beeldsnijder Borman, Museum M in Leuven Overzichtstentoonstelling |
Het principe van drogen
Bij de verschillende droogmethoden gaat het om een verschil in dampdruk tussen de binnenkant en buitenkant van het hout te genereren. Door dit verschil ontstaat transport van water van binnen naar buiten alwaar het water verdampt en het hout droogt. Het gezaagde hout wordt op latten opgestapeld, zodat de (verwarmde) lucht vrijuit langs en om de planken kan circuleren. De lucht neemt hierbij vocht uit de planken op.
Enkele veel voorkomende methoden om hout te drogen zijn de volgende: Natuurlijk of lucht drogen
Het gezaagde hout wordt onder een afdak in de buitenlucht gedroogd. Luchtgedroogd hout bevat nog ca. 20% vocht, zodat het hout moet nadrogen in de ruimte waar het wordt verwerkt of gebruikt. De totale droogtijd varieert van enkele maanden tot meer dan 5 jaren. Als vuistregel: 1 jaar per cm houtdikte.
Kunstmatig drogen
(Conventioneel-, condensatie- en vacuümdrogen) Kunstmatig drogen vindt plaats in een afgesloten ruimte. Geregeld worden de luchttemperatuur; de relatieve vochtigheid van de lucht, de luchtsnelheid en bij vacuümdrogen ook de luchtdruk.
Afhankelijk van het type droogoven wordt er gedroogd bij temperaturen tot maximaal 100° C. Kunstmatig drogen is een effectieve manier om hout te drogen en de houteigenschappen te verbeteren in een veel kortere tijd dan bij luchtdrogen. De droogtijd kan 5-9 maanden bedragen afhankelijk van de houtsoort.
Drogen door stomen en koken
Door koken en stomen kan het hout versneld worden gedroogd. Bij beide processen wordt het water van binnen naar de buitenkant gestuwd. Omdat het hout ook enigszins verweekt, nemen de inwendige spanningen af.
Na het stomen of koken wordt het hout in de lucht gedroogd. Trekvrij en vrij van insecten, larven en eieren. De droogtijd is veel korter dan bij luchtdrogen en ovendrogen. De Sami-bevolking (Lapland) koken hun Kuskas-drinkmokken uit berkenhout in zout water.
Drogen met een zoutoplossing
Hout kan versneld gedroogd worden door het hout korte tijd in een bad met een verzadigde oplossing van keukenzout in water te leggen en daarna aan de lucht of kunstmatig te drogen. De totale droogtijd blijkt minder dan 1/3 van de droogtijd in een conventionele droogoven te worden. Deze droogmethode wordt weinig toegepast en is hier genoemd in verband met opslag van hout in zout water.
De middeleeuwse werkwijzen van houtbehandeling vergeleken met het heden
Het staat vast door de verschillende vermeldingen dat men in de middeleeuwen wist dat door de opslag in water de bewerkbaarheid verbeterde. Ik gebruik hier de term opslag in plaats van wateren omdat het de vraag is of men bekend was met het actief uitlogen van voedingssappen uit de stam. Men had er toen niet de middelen voor en kennis over om het te onderzoeken.
Of men in de middeleeuwen ook bekend was met het feit dat de duurzaamheid enigszins verbeterde door de langdurige opslag in water, ik neem aan van niet. Een kleine verbetering, die te danken is aan een logend effect door de opslag in water waardoor de hoeveelheid voedingssappen in de stam minder werd.
Het hout werd daardoor minder aantrekkelijk voor schimmels en insecten. Hout dat in vlotten over de Rijn en de Maas werd geïmporteerd uit Frankijk en Duitsland (8) was in ieder geval gedurende de reis van enkele maanden onbedoeld actief gewaterd en was daardoor onbewust sterk verduurzaamd. Dat bij het drogen van beelden in ovens bij temperaturen boven de 60° C ook insecten, hun larven en eieren werden gedood is een gunstig neveneffect waarvan men, naar ik veronderstel, men niet op de hoogte was. De meeste beelden stonden binnen en voor zover ze buiten stonden waren ze vaak enigszins beschermd tegen regen door een afdak.
Gevoeglijk kan men stellen dat een beeldensnijder niet veel zicht had op de duurzaamheid van zijn producten. Uit de restauratiepraktijk is gebleken dat de duurzaamheid vooral bepaald werd door het feit of het harthout wel of niet was verwijderd. In de middeleeuwen had men de rigoureuze aanpak om het hart van de stam weg te hakken en zo scheuren van binnen uit in het hout te voorkomen.
Om een beeld vrij te houden van scheuren werd de buitenkant dampdicht gemaakt en werd het beeld natuurlijk of kunstmatig gedroogd. Beide manieren zijn vergelijkbaar met het huidige natuurlijk drogen en conventioneel ovendrogen. Hoe Kerstgen Woyers aan de kennis kwam om het beeld te koken zullen we nooit te weten komen. Het was van hem een bewuste handeling want hij liet er een brouwketel voor aanrukken, en zijn aanpak is absoluut vergelijkbaar met wat nu bekend is over het versneld drogen door koken. Helaas weten we niet of meer beeldensnijders deze aanpak volgden. De vermelding bij de financiële verantwoording bij de Marienkirche in Königsberg is te vaag om als een technische beschrijving te kunnen fungeren. Het is vrijwel zeker dat drogen met een zoutoplossing voor de middeleeuwse houtsnijder onbekend was.
Het drogen met een zoutoplossing vereist een diep inzicht in het fysische proces. Voor dit proces is een verzadigde zoutoplossing nodig. Het zoutgehalte daarvan bedraagt 356 gr/l en dat van zeewater is maar 35 gr/l. De potentie van zeewater om een drogende werking te kunnen bewerkstelligen is daar voor te gering. Het opslaan van hout in zoutwater moet worden gezien als een preventieve behandeling tegen aantasting door schimmels en natboorders bij zeer langdurige opslag in zoet water. Bij het stichten van het Arsenal de Rochefort kende men dus de risico’s van langdurige houtopslag in zoet water. Vanzelfsprekend treedt ook in zeewater een gunstig effect op door wateren.
8 Tjerk Miedema, Houtvlotterij in de 17e en 18e eeuw in Nederland, 1987
Beeldsnijder Borman, Museum M in Leuven Overzichtstentoonstelling |
Tot besluit
Ik heb grote bewondering voor deze beeldensnijders en andere houtbewerkers die met hun ervaring en hun door leermeesters overgedragen kennis erin slaagden met eenvoudige middelen het hout beter bewerkbaar te maken zodat ook de fijnste details konden worden uitgewerkt en tevens onbewust verduurzaamden waardoor hun kunstwerken zelfs na honderden jaren te bewonderen zijn.
Kunstwerken, die gestoeld op fantasievol uitgewerkte thema’s en met groot ambachtelijk meesterschap zijn vormgegeven.
Ze zijn het waard om gezien en bewonderd te worden door een zo groot mogelijk publiek als compensatie voor de thans alom aanwezige vervlakking en smakeloosheid. Ik dank de vele mensen die met hun informatie en kritische opmerkingen mij op het goede spoor hebben gehouden.
W.J. van Dort, Echt, december 2019
Geraadpleegde bronnen. M. Baxandall, the limewood sculptors of Renaissance Germany, 1981 I.M.M. Raudies, Holz als Werkstoff für süddeutsche Skulpturen, 2010 (dissertatie)
Beeldmateriaal: Expositie in Museum M in Leuven, december 2019 Borman en Zonen, de allereerste overzichtstentoonstelling rond deze Brabantse meester-houtsnijder en zijn familie.
https://www.patrickdamiaens.nl |
FB link |
Bijzonder interessant artikel.Wetenswaardigheden die kunnen leiden tot mijn wetensvaardighen. Groet en gezond 2020.
BeantwoordenVerwijderenGer Meuwissen
De moeite waard om dit artikel breed te verspreiden.
BeantwoordenVerwijderenDank en ja een goed jaar toegewenst.
Frits de Wolff
Mooi artikel
BeantwoordenVerwijderenHet toont de ambachtsman achter de kunstenaar. Mooi.
BeantwoordenVerwijderenEen informatief artikel waarbij de schrijver vooral het drogen van hout in de late middeleeuwen belicht en ook actueel bruikbare informatie betreffende krimp en spanningen in het hout aan de orde worden gesteld. Hierdoor heeft dit artikel ook een praktische betekenis voor mensen die met hout werken.
BeantwoordenVerwijderenZeer goede informatie.Dank u
BeantwoordenVerwijderen